Invent

Informatie voor patienten

Denkt u erover na om mee te doen aan Medisch Wetenschappelijk onderzoek? Lees dan eerst de brochure over Medisch Wetenschappelijk onderzoek van de Rijksoverheid.

Wat is chronische lage rugpijn?

Chronische lage rugklachten zijn de meest voorkomende klachten van het houdings- en bewegingsapparaat. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen specifieke en aspecifieke lage rugklachten. Voor specifieke klachten geldt dat er een aanwijsbare oorzaak is zoals ontsteking, wervelbreuk, wervelinzakking (bij botontkalking), een tumor of een hernia. Bij 90% van de mensen is geen aanwijsbare oorzaak aan te wijzen. Men spreekt dan van aspecifieke lage rugpijn.

Lage rugklachten komen bij ongeveer 45% van de Nederlandse bevolking voor, in het bijzonder bij mensen tussen de 44 en 65 jaar oud. Vaak gaan deze klachten vanzelf weer over. Wanneer de klachten langer dan drie maanden duren, spreekt men van chronische lage rugklachten. Dit kan een grote invloed hebben op alle vlakken van het dagelijks leven.

Moeilijke woorden uitgelegd

Proefblokkade: Vaststellen van zenuw die pijn geleidt waarbij verdovende vloeistof (soms in combinatie met een ontstekingsremmend middel) wordt ingespoten.

Lumbale discografie: Aanprikken van de tussenwervelschijf en toedienen contrastmiddel waarmee de tussenwervelschijf in beeld wordt gebracht. Wanneer de patiënt bekende pijn aangeeft, weet de behandelende arts welke tussenwervelschijf de oorzaak van de pijn geeft.

Pijnblokkade: Blokkeren van de zenuw die de pijnprikkel geleidt door hitte, koude of vloeistof zodat de pijnprikkel naar meer kan worden doorgegeven aan de hersenen.

Oorzaken

Bij mensen die last hebben van overgewicht, ontevredenheid in werk en/of persoonlijk leven, emotionele stress, somberheid (depressie) of angst is de kans dat de klachten chronisch worden groter.

Men veronderstelt dat in 80-90% van de gevallen chronische aspecifieke lage rugklachten een ‘mechanische oorzaak’ hebben. Dit houdt in dat de oorzaak van de pijn gelegen is in structurele veranderingen (door bijvoorbeeld veroudering, slijtage) van de wervelkolom en ondersteunende structuren.

Deze mechanische oorzaken zijn verder uit te splitsen in:
- Lage rugklachten uitgaande van de facetgewrichten
- Lage rugklachten uitgaande van het Sacro-Iliacaal gewricht (SI-gewricht)
- Lage rugklachten uitgaande van tussenwervelschijf (discuspijn)
- Een mengbeeld van twee of meerdere van bovengenoemde oorzaken

 

Informatie anesthesiologie behandeling

Behandeling bij Facetgewrichtpijn en SI- gewrichtpijn:

De behandeling van het overgrote deel van de patiënten met facet-gewrichtspijn gebeurt over meerdere vlakken.  De behandeling zal voornamelijk conservatief zijn (dat wil zeggen niet operatief) en zal deze bestaan uit fysiotherapie, manuele therapie, oefentherapie met eventueel ondersteuning van pijnstillers. Hiermee zal men proberen de onderliggende oorzaak van de klachten weg te nemen. Maar voor een enkele patiënt bestaat ook de mogelijkheid voor minimaal invasieve pijnbestrijdingstechnieken, dat wil zeggen dat het gewricht met een naald benaderd wordt. Daar wordt dan een radiofrequente denervatie (RF behandeling) uitgevoerd: na het doen van een proefblokkade (waarbij de zenuw nabij het gewricht wordt verdoofd, om te beoordelen of de pijn inderdaad daar vandaan komt). Dan zal er een met behulp van een naald ter plekke een soort magnetrongolf afgegeven worden waarbij de zenuw bij het gewricht wordt verhit. Hierdoor kan de desbetreffende zenuw de pijnprikkels minder goed geleiden en zal de pijn afnemen. Er zijn verschillende varianten van een RF behandeling (gekoeld, pulserend enz.) maar deze komen allen neer op hetzelfde principe. Deze behandeling gebeurt onder röntgendoorlichting en onder plaatselijke verdoving.

Behandeling bij discuspijn:

Om zeker te zijn dat de pijn uit één of meerdere van de tussenwervelschijven komt moet er eerst een lumbale discografie gedaan worden. Bij een lumbale discografie worden meerdere tussenwervelschijven onderzocht. Elke tussenwervelschijf wordt aangeprikt en met een contrastmiddel wordt de tussenwervelschijf in beeld gebracht. Hierdoor ontstaat een compleet beeld van de onderste tussenwervelschijven. Bij het inspuiten van het contrast wordt op de reactie van de patiënt gelet. Wanneer de patiënt bekende pijn aangeeft, weet de behandelende arts welke tussenwervelschijf de oorzaak van de pijn geeft.

De laatste jaren zijn er verscheidene minimaal invasieve behandelingen verschenen om discogene / discuspijn te behandelen. Zoals:

  1. Intradiscale injecties, waarbij geprobeerd wordt de zwelling in de discus te doen afnemen. Deze zwelling is namelijk waarschijnlijk verantwoordelijk voor de pijn.
  2. IDET behandeling/ biacuplastiek; hierbij wordt een naald (bij biacuplastiek twee) ingebracht in de discus die zorgt dat de zenuw door verhitting de pijn minder goed kan geleiden, ook zorgt deze verhitting tot het verstevigen van de vezels en verminderen van de druk er binnen.

Informatie fysiotherapiebehandeling

Alle patiënten die meedoen aan de lotings-studie ontvangen in een periode van drie maanden een op maat gemaakt en intensief begeleide behandeling bij de fysiotherapeut/ oefentherapeut. Op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten is het Mint beweegprogramma samengesteld.

Het MinT beweegprogramma heeft een duur van ongeveer drie maanden met één à twee sessies per week (aantal sessies is zal per patiënt verschillen) en is opgedeeld in verschillende fasen.

De startfase is bedoeld voor de intake, voorlichting en het bespreken van activiteiten. De fysiotherapeut/ oefentherapeut en de patiënt stellen ook samen een schema op waarin gezond gedrag wordt opgebouwd. Daarnaast worden er in de eerste twee bijeenkomsten metingen gedaan om de aanvangsniveau van de patiënt te bepalen.

In de behandelfase wordt er getraind op het verbeteren van de kwaliteit van bewegen, een medisch trainingsprogramma wordt opgebouwd, advies gegeven en voornamelijk thuis de activiteiten geoefend. Een belangrijk onderdeel hierbij is dat de therapeut aan de patiënt aangeeft hóe deze het beste kan bewegen.

De behandelfase gaat geleidelijk over in de generalisatiefase. Er is geen duidelijke scheidingslijn tussen deze twee fasen. Echter, in de generalisatiefase wordt de nadruk gelegd op het integreren van activiteiten in het dagelijks leven. Daarbij heeft de patiënt hierin een actieve rol; hij/zij is medeverantwoordelijk voor herstel en vooruitgang. De fysiotherapeut/ oefentherapeut fungeert tijdens dit proces als begeleider. In de laatste week van het programma vindt er ter afsluiting een evaluatie plaats.